Staat deze vacature open voor stotterende werkzoekenden? Een ontluisterende verkenning (inleidend hoofdstuk en alle reacties van benaderde werkgevers)

De arbeidsmarkt is in tijden niet zo krap geweest. Een uitgelezen kans voor stotterende werkzoekenden, zou je denken. In dit essay inventariseer ik – als stotterende journalist – de reacties van tachtig organisaties op mijn vraag of hun vacature voor deze doelgroep openstaat. Hierin betrek ik ook mijn eigen ervaringen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Een verkenning in samenwerking met Stichting Support Stotteren en maatschappelijk ontwikkelaar Start Foundation.

“Bij ons heb je meer dan duizend klanten per dag”, aldus de bedrijfsleider van een Shell-tankstation in het Groningse dorp Niebert. “Iedereen wordt een-op-een geholpen door bakkerij- en kassamedewerkers. De afhandelingstijd is zo’n 34 seconden per klant. Per uur draaien we ongeveer negentig klanten. Het is de hele dag praten en adviseren. Natuurlijk heb ik geen moeite met personen die matig stotteren. Grote vraag is wel ‘in welke mate’ zij stotteren en of zij de verwachte tijd gaan halen. Dit om rijen bij de kassa te voorkomen.”

Woorden die haaks staan op wat Shell op haar corporate website schrijft onder de kop Diversiteit en Inclusiviteit. “We zetten ons in voor een omgeving waarin al onze collega’s het beste uit zichzelf kunnen halen, ongeacht de omstandigheden. Deze overtuiging geeft duidelijk aan hoe wij werken met collega’s met een beperking: zorgen dat zij een basis krijgen van waaruit ze zich volledig kunnen ontplooien en uitgroeien tot de grensverleggende vernieuwers van de toekomst.” HR-manager Andy Keen laat zich als volgt citeren: “Het unieke aan diversiteit, inclusie en werken met een beperking, is dat er geen pasklare oplossing voor alle problemen is. Wat voor de een wel werkt, werkt niet altijd voor een ander.”

Mooie woorden, loze woorden.

Eerlijke kans?
De oliemaatschappij staat niet alleen in deze hypocrisie. Mediabedrijven, vervoerders, overheden. Stuk voor stuk vallen ze van hun inclusiegeloof als ze geconfronteerd worden met de concrete vraag of een specifieke vacature openstaat voor personen die stotteren. KPN verwijst zelfs door naar Philips: liever niet stotteren in onze winkel, probeer het daar maar aan de lopende band – of woorden van gelijke strekking.

Zelfs UWV-adviseurs die werkzoekenden aan werkgevers koppelen, wijzen personen die stotteren de deur. “In dit werk heb je veel directe contacten met mensen”, aldus het UWV-Werkbedrijf Leeuwarden over een vacature voor leerling keukenmonteur. “Beetje stotteren zal geen probleem zijn. Heftig stotteren wel.”

Uiteraard zijn er ook positieve reacties, die zal ik zeker uitlichten. Wel is het de vraag of regelmatig voorkomende reply’s als ‘iedereen die gekwalificeerd is, kan solliciteren’ ook betekent dat een persoon die stottert een eerlijke kans krijgt. Wat voor zo’n eerlijke kans nodig is? Die vraag werd zelden gesteld.

De werkgevers, recruiters en UWV-ambtenaren die reageerden op mijn e-mail, wisten niet dat ik hun reacties zou publiceren. Maar een ‘mystery guest’-onderzoek is dit zeker niet. Mijn e-mail luidde als volgt:

“Met belangstelling las ik de vacature voor [naam functie]. Namens Stichting Support Stotteren ben ik op zoek naar vacatures die geschikt zijn voor ‘personen die matig tot hevig stotteren’. Zou u kunnen aangeven of het voor deze mensen de moeite waard is om te solliciteren op deze functie? Zo nee, wat zouden dan mogelijk de bezwaren zijn?”

Met open vizier dus, wat mogelijk ook heeft geleid tot een aantal inhoudsloze sociaal-wenselijke reacties. Wel zo veilig voor die organisaties, want op het gebied van gelijke behandeling (grondwetsartikel 1) ging het meestal mis als P&O’ers gingen uitleggen waarom deze functie niet of minder geschikt is. Eerlijk van die organisaties, maar pijnlijk om te lezen als je stottert. En stuitend in maatschappelijk-juridische zin.

Wat is stotteren?
Voordat we alle reacties afgaan, eerst een inleiding over stotteren, gekruid met persoonlijke noten. Stotteren komt vaak door een erfelijke aanleg, meldt Thuisarts.nl. ‘De samenwerking tussen de hersenen, zenuwen en spieren gaat niet helemaal goed. Stotteren kan erger worden door spanningen, emoties en moeheid. Stottertherapie kan helpen. Dit kan bij een logopedist of stottertherapeut.’ Wie doorklikt op deze medisch erkende site, wordt opgezogen in een netwerk van zorgverleners. In elk dorp is wel een praktijk.

De expliciete boodschap van deze zorgverleners: je kunt er vanaf komen of het stotteren in ieder geval beter hanteerbaar maken. Een dwingende tip op Thuisarts.nl, de voorlichtingswebsite van het Nederlands Huisartsen Genootschap, luidt bijvoorbeeld: ‘Haal een paar keer diep adem voordat u gaat praten.’

Zucht. Was het maar zo makkelijk.

Een paar keer diep ademhalen heeft bij mij juist een averechts effect. Doe ik dat voor het woord appel, dan bouw ik alleen maar spanning op voor de moeilijke klinker. Het helpt mij beter om ‘happel’ te zeggen in plaats van ‘appel’. Maar daar wil ik geen gewoonte van maken. Liever een a-a-appel dan een happel. Mijn stotteren manifesteert zich buiten een bepaalde bandbreedte: thuis praat ik uren vloeiend (mijn spraak is dan ‘goed’ afgesteld), maar ik loop vast als iemand mij buiten aanspreekt. Sommigen kennen mij enkel als hevige ‘stotteraar’, anderen ervaren mij als matige ‘stotteraar’ die vooral stottert buiten zijn comfortzone.

In de loop der jaren ben ik anders over mijn stotteren gaan denken. In omgevingen waarin er moeilijk of afwijzend op gereageerd werd, zoals een werkvloer verzadigd met mondige dikke ego’s, hield ik me in. Daar belemmerde het stotteren (of beter gezegd de reacties erop) mij zeer in mijn uitingsvrijheid. Nu ik ontslag heb genomen bij de krantenredactie waar dit het geval was, voel ik me vrijer. Een slechte praatdag zorgt er nu niet meer voor dat ik mijn mond houd en baal. De ironie wil dat hoe minder het stotteren ergens een issue is, hoe vloeiender het praten gaat. In de ideale situatie kom ik in een flow, dan stromen de woorden er zonder enige moeite uit en wordt de bandbreedte waarin ik vloeiend spreek breder en breder.

Voorwaarde is wel dat de omgeving stottervriendelijk is en ik me niet geknecht en minderwaardig voel. Zo’n 34-seconden-afhandelklok die Shell hanteert, met zo’n starre manager, zou mij doodnerveus maken.

Vrolijk gestotter
Hoewel het fijner schrijft, vermijd ik vanaf nu het woord ‘stotteraar’. Identificatie met deze beperking ligt gevoelig, en dat is begrijpelijk. We uiten ons voor een groot deel door te spreken en als dat spreken niet vloeiend gaat, verstoort dat het beeld wat anderen van ons hebben – zeker op het eerste gezicht. Ik heb me vaak afgevraagd hoe mijn leven gelopen zou zijn als ik niet had gestotterd. Ik had in ieder geval geen docenten en werkgevers op mijn pad gevonden die mij voorhielden dat ik vooral taken moest doen waarin praten een zo klein mogelijke rol speelt. Die adviezen brachten mij helemaal uit koers. Dat ik eerst afstudeerde als ingenieur in de milieutechnologie en daarna koos voor de journalistiek, zegt genoeg.

Stotteren kent vele verschijningsvormen. Toen ik een jaar of acht was, had ik een vriendje aan de andere kant van het land. We stuurden elkaar niet alleen tekeningen en briefjes, maar ook zelf ingesproken cassettebandjes. Onlangs luisterde ik zo’n bandje terug. Ik hoorde mezelf geanimeerd over de vakantie vertellen. Verstaanbaar doch hakkelend. Ik vocht nog niet tegen het stotteren, ik accepteerde gewoon dat het praten zo ging of was me er nauwelijks van bewust. Ik stotterde er vrolijk op los, met de nadruk op vrolijk. Het stotteren leek me heel weinig te doen, het was mijn manier van praten. Niks aan de hand dus.

De jaren erna zou dit stotteren heviger worden, vooral op emotioneel gebied. Er sloop spanning, schaamte en ontwijkgedrag in. Ik werd zowel een ‘vechter’ (spasmes, grimassen, kramp in buik en borstkas, persen op restadem) als een ‘vermijder’ (situaties/mensen uit de weg). In de nacht piekerde ik me suf, ik zag op tegen de dag van morgen, tegen alles waarin spreken een rol speelt. De volwassenen in mijn omgeving maakten zich de grootste zorgen. Alleen bij het spelen met mijn beste vriendjes sprak ik nog vloeiend. “Bij mij praat hij wel normaal”, zeiden ze dan tegen hun ouders, die zich dat niet konden voorstellen.

Blijven dromen
Hoe meer logopedie en andere therapie ik volgde, hoe slechter het ging, hoe minder geaccepteerd ik me voelde, hoe ongelukkiger ik werd. Ik leerde dat – zolang ik zou stotteren – de samenleving een probleem met mij had. “Zit jij op een speciale school?”, vroegen ze op scouting. Nee, geen speciale, ik werd op een reguliere compleet genegeerd en aan mijn lot overgelaten. Niemand wist er raad mee. Degenen die een poging waagden, drongen er vooral op aan dat ik beter leerde praten. In de aanloop naar spreekbeurten lieten leraren me zweten. Ik zou geen uitzonderingspositie krijgen, werd mij ingewreven. Bij het eindmusical overigens wel, anders zou ik het voor de klas verpesten: geen woord spreektekst voor mij.

Zodra ik ergens begon te stotteren, scande ik iemands voorhoofd: zat er al een frons op? Mijn eerste kennismaking met ‘de arbeidsmarkt’ was toen ik op mijn tiende met mijn ouders langs een kraampje van de politie liep. Vol ontzag bekeek ik de twee agenten in hun gezaghebbende uniformen. Ik weet niet meer precies welke vraag ik stelde, maar het antwoord van die ene agent herinner ik me nog goed: “Als je zo stottert, kun je beter een ander beroep kiezen.” Ik zat in groep zeven en was nog lang niet werkzoekend, maar de politie vond het nodig mij alvast kenbaar te maken dat ik nooit tot hun organisatie zou toetreden.

Vanaf dat moment was de vraag ‘wat wil jij later worden?’ beladen. Ik was een kind en kon niet meer vrij over mijn toekomst dromen. Zou ik ooit een relatie krijgen, vader worden? Dan zou ik toch eerst van dat afstotelijke stotteren af moeten komen. Hoe zou ik anders mijn kind kunnen voorlezen? Ik voldeed niet aan de norm van vloeiendspreken en zou dus alleen blijven. Tegen mijn jongere ik zou ik nu zeggen: blijf dromen, ook als alle volwassenen het vertrouwen in je opzeggen. Ik weet nu: niet het stotteren was mijn grootste handicap, maar de paniekerige, intolerante en achterlijke reactie van de omgeving daarop.

In dit essay loop ik wederom langs kraampjes van werkgevers die personeel zoeken. Nu mailend en bellend. Zou het in 2023 beter zijn dan in 1991? Komen stotterende werkzoekenden nu wel in aanmerking voor praatbanen? Voorlopige conclusie: organisaties zijn zich nu hyperbewust van diversiteit, inclusie en de plicht niemand op voorhand (vanwege een beperking) uit te sluiten. Maar in hun reacties per e-mail geven zij geen blijk van het vermogen hier ook praktisch invulling aan te geven. Missies van holle frasen.

Bron van schaamte
Vier procent van alle kinderen begint op een dag te stotteren, aldus Vroeg, een vakblad over ontwikkelingsproblemen. Een kwart hiervan, één procent van de totale bevolking, blijft stotteren: de chronische stotteraars. Hoe zij het stotteren ervaren, hangt af van de mate waarin zij stotteren, hun persoonlijkheid, hun omgeving, hun trauma’s en hun gevoeligheid voor reacties. Een hevig stotterend persoon kan zich vrijer voelen dan een vrijwel vloeiend sprekend persoon die doodsbang is om bij dat ene woord vast te lopen en dus voortdurend synoniemen bedenkt. Graag onder de mensen? Dan tast stotteren je kwaliteit van leven wellicht meer aan dan wanneer je introvert bent. Maar ook hier zijn uitzonderingen op. De één kan prima leven met hevig stotteren, de ander gaat gebukt onder af en toe een hapering. Zoals een enorme neus voor een model waarschijnlijk vervelender is dan voor een vrachtwagenchauffeur. In hoeverre die neus door diegene als last wordt ervaren, wordt dus mede bepaald door de sociale omgeving.

Het maatschappelijk wijdverbreide idee dat stotteren ‘af te leren’ is – mits je je best doet met logopedie – is een bron van schaamte voor personen die stotteren. En, erger nog, voor werkgevers en docenten een stok om mee te slaan. “Blijf werken aan verbetering spraakhandicap”, noteerde een chef van een krantenredactie in mijn functioneringsverslag. Toen verbetering uitbleef, noteerde de hoofdredactie drie jaar later: “Zijn schrijfkwaliteiten zijn goed op niveau van deze krant. Daar staat tegenover dat hij vanwege zijn stotteren maar een beperkte ontwikkelingsmogelijkheid heeft.”

De kwaliteitskrant, die in hoofdcommentaren inclusie predikte, bleef mij isoleren in spraakarme functies. Hierdoor kon ik mij niet in kantoortijd ontwikkelen in genres als interviews, reportages en verslaggeverij. Daar moest immers bij gesproken worden. Ik durfde best te ‘praten in functie’ en daarom deed ik dat maar in eigen tijd, zonder coaching waar de eerste de beste stagiair wel op kon rekenen. In ‘de baas zijn tijd’ werd ik jaren achtereen volgestort met eindredactiewerk: het in stilte redigeren van teksten van collega’s.

Giftig werkklimaat
Zo vergaat het niet alle werknemers die stotteren. Er zijn genoeg organisaties, in alle branches, op alle niveaus, waarin stotterende werknemers wél de ruimte krijgen om zich te ontplooien, te vergaderen en met klanten te spreken. Lukt dat niet, dan is er altijd nog e-mail, app of een spraakcomputer. Die ruimte ontstaat vooral in organisaties waar inspraak en tegenspraak aangemoedigd wordt. Waarin managers niet steeds zichzelf kopiëren bij het aannemen van nieuw personeel. Bij de krant was dat wel het geval. Er heerste een hiërarchische angstcultuur. Een giftig klimaat voor mensen die buiten de norm vallen.

Geen werkvloer zo homogeen (wit, hoogopgeleid, randstedelijk, handicapvrij) als de redactie van deze krant. Dat ging ver: een collega, die tegelijk bij de NOS werkte, merkte op dat daar veel meer mensen zitten die afwijken van het ideaal (slank, knap, mondig, handicapvrij). Niet toevallig: een adjunct-hoofdredacteur van de krant verkondigde dat hij al jaren “enkel mooie mensen” aannam. Geleerd van spindoctors in de VS: campagneteams met het hoogste percentage ‘mooie mensen’ zouden steeds winnen. Een twijfelachtige strategie die bij de krant verkeerd uitpakte. Hier leidde dit discriminerende aannamebeleid tot een lelijke bedrijfscultuur. Die het slechtste in mensen naar boven haalde. Om toch ‘diversiteit’ uit te stralen, werden zwarte columnisten aangesteld die je nooit op de redactie zag rondlopen.

Lang verhaal kort: het moge duidelijk zijn dat dit geen werkvloer is waarin oog is voor de noden van een stotterende werknemer. Hier staan alle seinen op rood. Geconfronteerd met gedetailleerde vragen over waarom ik als redacteur met een beperking zo aan mijn lot werd overgelaten, besloot de hoofdredactie het bij nietszeggende algemeenheden te houden en verder te zwijgen. Dit alles speelde tussen 2007 en 2022.

The King’s Speech
Anders dan bij slechthorende of slechtziende mensen wordt er van kinderen die stotteren verwacht dat het uiteindelijk wel over gaat. Daartoe zullen ze dan zelf een inspanning moeten leveren. Een idee dat gevoed wordt door mensen die ooit hevig gestotterd hebben en nu nauwelijks meer – of er zelfs geheel vanaf zijn.

Neem bijvoorbeeld schrijver Jan van Mersbergen (1971), die als kind matig stotterde. Ter aankondiging van zijn nieuwe roman We moeten praten (uitgeverij Cossee) schrijft hij dat hij het stotteren uiteindelijk “de baas is geworden”. Hij haalt The King’s Speech aan. Een film over hoe George VI, de stotterende koning van het VK tussen 1936 en 1952, wordt klaargestoomd voor een belangrijke speech. “Ik had graag in mijn jeugd zo’n coach gehad”, blogt hij daarover. “Logopedie, bij mijn weten bestond dat niet eens in de omgeving waar ik opgroeide, en ik kan me niet herinneren dat er ooit iemand sprak over mijn stotteren. Familie, dokters, school. Volgens mij dacht iedereen dat het allemaal niet zo erg was, of dat het vanzelf wel over zou gaan.” Het ging wel over, maar niet zomaar, vervolgt hij. “Ik oefende zelf. Ik moest uitvinden bij welke woorden, en specifiek bij welke letters en lettergrepen ik hakkelde, en op welke momenten.”

Stotteren de baas
Jan van Mersbergen is hierin niet de enige. Miljoenen mensen zijn hun stotteren ‘de baas geworden’ – een uitdrukking waartegen de Britse stotterorganisatie Stamma zich verzet, omdat het chronische stotterende mensen onterecht wegzet als verliezers – hierover later meer. Bovendien: driekwart van de stotterende kinderen groeit er vanzelf overheen. De kwart die het stotteren ‘niet de baas’ wordt, doorloopt – soms tot de dood – verschillende therapieën. Er staat een hele industrie klaar om deze mensen ‘meer ontspannen te leren praten’ of juist met een robotachtige techniek. Blijft resultaat uit, dan zouden zij het toch echt aan zichzelf te danken hebben. Zij zijn het stotteren niet ‘de baas geworden’, klinkt het onterechte verwijt dan.

Voor deze ‘verliezers’ schrijf ik dit essay. Niet voor de stottertherapeuten, spreekcoaches en logopedisten die meteen in de pen klimmen als er vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van hun werk. Nee, ik schrijf dit essay voor de ‘verliezers’ die zich nauwelijks laten horen. ‘Verliezers’ die zich schamen dat ze ‘nog steeds stotteren’, maar die ik zie als doorzetters in een wereld waarin stotteren niet vanzelfsprekend geaccepteerd wordt. Doorzetters in een onderwijssysteem en op een arbeidsmarkt waarin vloeiend spreken de norm is. Waarin het wemelt van vacatures die om ‘uitstekende mondelinge uitdrukkingsvaardigheid’ vragen. Een dwingende functie-eis die nogal wat organisaties standaard opnemen in hun vacatures.

Waarom staat er eigenlijk nooit dat de kandidaat goed moet kunnen traplopen? Een bepaalde politieke en seksuele voorkeur moet hebben? Goed moet kunnen horen en zien? Een zekere levensovertuiging en etniciteit moet hebben? Het antwoord moge duidelijk zijn: dat is op grove wijze in strijd met de gelijkebehandelingswetgeving. Wie op zoek is naar personeel, zo benadrukt het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), mag geen onderscheid maken op basis van “ras, afkomst nationaliteit, seksuele geaardheid, geloofsovertuiging, geslacht, leeftijd, handicap of chronische ziekte”. Bij doofheid is het duidelijk dat het een handicap betreft, maar bij stotteren zijn de meningen verdeeld. Dat komt ook door de houding van personen die stotteren. Zij zien hun manier van spreken lang niet altijd als handicap of beperking. Of beter gezegd: zij voelen de maatschappelijke druk om hun stotteren niet als zodanig te kwalificeren. Er is namelijk weinig animo om personen die stotteren te helpen. Stotterende sollicitanten, werknemers, scholieren en studenten worden niet zelden op hun manier van spreken afgerekend.

Disclaimer
Dit is een essay. Een genre waarin de schrijver, zo luidt de definitie, ‘een persoonlijke visie geeft op hedendaagse verschijnselen, problemen of ontwikkelingen’. Een visie die ik straks ga onderbouwen met een inventarisatie van reacties van zestig organisaties die ik de afgelopen maand aanschreef met de vraag of een bepaalde vacature openstaat voor mensen die ‘matig tot hevig stotteren’. Het persoonlijke zit ‘m in het feit dat ik vanaf mijn vierde levensjaar stotter. Ik ben nu 41. Therapeut Ingrid Del Ferro wreef mij op mijn achttiende in dat ik “de ergste stotteraar was die ze ooit had gehoord”. Met haar Del Ferro-methode kreeg haar instituut het voor elkaar dat ik – middels middenrif-ademtraining – vloeiend kon spreken. Het lukte mij helaas niet om die techniek te automatiseren, zoals de bedoeling was. Week na week werd mij vervolgens gezegd wat voor mislukkeling ik was. Ook de sociale omgeving – school, vrienden, familie – werd betrokken in dat ‘strafproces’. Ik verliet Del Ferro als verliezer. De schaamte voor het stotteren nam daarna toe, de spreekangst nam verstikkende vormen aan. Del Ferro werd een trauma. Pas later vernam ik dat slechts een fractie van de Del Ferro-cursisten voor de rest van hun leven vloeiend blijft spreken.

Anders dan schrijver Jan van Mersbergen werd er van mij dus niet gedacht dat het vanzelf wel over zou gaan. Vanaf mijn vroege kindertijd heb ik zeker tien verschillende therapieën en logopedie gevolgd. Vooral leraren op de basisschool maakten zich zorgen. Het opmerkelijke: bij mijn beste vrienden kon ik urenlang vloeiend spreken, bij docenten en anderen buiten de intieme kring sloeg ik vaak helemaal vast. De bandbreedte om vloeiend te spreken was soms smal en soms breed: in een bepaalde vibe, bijvoorbeeld als ik op vakantie was, kon ik ook met betrekkelijke vreemden goed converseren. Alcohol hielp daarbij. Maar bij collega’s en werkgevers ging het altijd wel moeizaam. Er werd ook nooit echt rekening mee gehouden. Ik werd er vooral op afgerekend. In functioneringsverslagen werd ik gemaand hulp te zoeken hiervoor.

Systemisch
Hoe meer ik me ergens op mijn gemak voelde, echter, hoe beter het ging. Stotterde ik matig dan zag mijn dag er opeens heel anders uit dan wanneer ik hevig stotterde. De ironie wil dat ik op zo’n goede praatdag veel meer mensen met mijn stotteren confronteerde en daar ook de nodige reacties op kreeg. Ik kan me een verjaardagsfeestje herinneren waarin een voormalig SP-Kamerlid mij stevig toesprak: ‘Sorry’, zei hij, en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Mag ik vragen of je ooit iets van logopedie hebt gedaan? Als ik zo zou stotteren, zou ik daar echt iets aan gaan doen hoor.’ Hij vroeg zich ook af hoe ik als journalist kon functioneren met zo’n spraakgebrek. Hij kon zich dat niet voorstellen. Ik baalde enorm van deze reactie: die dag ging het praten juist beter dan normaal en zodoende voelde ik me zeker genoeg om naar een verjaardagsfeest van een bevriende collega te gaan, waar ik veel nieuwe mensen zou ontmoeten.

Ik gaf het Kamerlid niet van katoen. Ik begon me te excuseren, dat ik er toch echt alles aan had gedaan om vloeiender te spreken. Beter had ik de geachte volksvertegenwoordiger, notabene van socialistische huize, een biertje in zijn gezicht gegooid. Maar op het moment zelf was ik te verbouwereerd om er wat van te zeggen. En zo ging het vaker. De ingrijpendste vormen van discriminatie worden niet zozeer geuit door spreekkoren op voetbaltribunes, als wel door welbespraakte vertegenwoordigers van gerenommeerde instituten. De discriminatie van personen die stotteren is absoluut systemisch. We worden niet uitgescholden, maar subtiel (en soms bruut) uitgesloten. Het is als stotterend individu levensgevaarlijk om daar tegenin te gaan. Je zult niet alleen met je werkgever in conflict raken maar ook met je naasten, vloeiendsprekers die jou een ‘reality check’ geven. Die zich net als dat Tweede Kamerlid niet kunnen voorstellen dat jij je stotterend kunt redden in bepaalde situaties. De handicap van het stotteren zit ‘m vaak meer in de reacties erop dan in het stotteren zelf. De grootste beperking is de intolerantie van de ander.

Woede
Ja, er zit woede in dit essay! Woede die mijn schrijven kleurt. Woede waarin lang niet elke persoon die stottert zich kan of wil herkennen. Misschien omdat ze nooit zo hevig als ik hebben gestotterd. Misschien omdat ze in een ‘handicapvriendelijker’ omgeving opgroeiden. Misschien omdat ze de uitsluiting hebben geïnternaliseerd of zich gewoon stoer willen houden. Besef dat personen die stotteren al van jongs af aan te horen krijgen dat ze zelf een bepaalde verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van hun spreken. Je kunt de wereld niet veranderen, horen zij, alleen jezelf. Wie, zoals ik, soms afgeeft op ‘de wereld der vloeiendsprekers’, krijgt algauw het verwijt ‘in de slachtofferrol te kruipen’. Net als Sylvana Simons die het racismedebat in Nederland aanzwengelde.

Onderbouwde visie
In de aanloop naar dit schrijven werd ik door enkelen in de stottergemeenschap ook voor activist uitgemaakt. Vroeg ik naar ‘negatieve ervaringen op het werk’, dan zou ik vooringenomen zijn en geen oog hebben voor de positieve ervaringen. Er werd niet altijd goed begrepen wat ik wilde blootleggen. Wat meespeelt: stotteren zegt niets over iemands persoonlijkheid. De ene persoon die stottert houdt ervan zichzelf te uiten (zoals ik), de andere persoon leeft liever in de luwte. Voor die laatste groep kan het irritant zijn om het discriminatie- en inclusiedebat ingezogen te worden. ‘Laat mij toch met rust, denkt zo iemand dan, ik vind het wel prima om in spraakarme functies tot mijn pensioen te werken.’ Ook degenen die matig stotteren en daar weinig negatiefs bij voelen, zullen zich ergeren aan mijn visie en aan mijn toon. Daarom nogmaals: dit is mijn persoonlijke visie, maar wel een visie die ik waar mogelijk onderbouw met gebeurtenissen en citaten uit e-mails van organisaties. Breng na lezing vooral je eigen visie naar voren.

Dat gezegd hebbende, deel ik nu de berichten die ik van recruiters, afdelingen P&O en UWV-adviseurs ontving. Reacties op mijn e-mail met de vraag: ‘Zou u kunnen aangeven of het voor deze mensen de moeite waard is om te solliciteren op deze functie?’ Op meer dan zeventig procent van de e-mails kwam geen reactie. Organisaties die wel reageerden, deden dat vaak met de opmerking dat de vacature in principe voor iedereen openstaat, mits gekwalificeerd. Interessant werd het als functionarissen inhoudelijk op de vraag ingingen. Van die reacties licht ik er hier een aantal uit.

Griffier bij de Rechtbank Noord-Nederland
Bij de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, reageerde ik op een vacature bij het cluster Familie & Jeugd. De omschrijving: ‘Als senior gerechtsjurist ben je sparringpartner voor de rechter. Je bereidt overwegend complexe zaken voor en overlegt daarover met de rechters. Op de zitting ben je de griffier en na de zitting neem je actief deel aan het raadkameroverleg.’ Een functie-eis: ‘Goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden.’

Ik reageerde met voornoemde vraag op deze vacature. Per ommegaande werd ik teruggebeld door een P&O’er die zijn overwegingen deelde. “Van alle functies acht ik griffier het meest geschikt voor mensen die stotteren”, zei hij. “In die functie heb je zelden direct contact met burgers. Er moet veel geschreven worden.” Maar, zo voegde hij eraan toe: het is niet enkel schrijven. “Een griffier regelt vaak ad-hoc dingen. De Raad voor de Kinderbescherming bellen, bijvoorbeeld. Of een advocaat die snel nog iets door moet sturen. Aan de voorkant lijkt het een stille functie. In de praktijk moet er toch veel gesproken worden. We sluiten niemand op voorhand uit, maar besef wel dat een griffier ook veel mondeling doet. Even stotteren of een kleurtje krijgen is niet erg, maar als je vaak helemaal vastzit, kan dat wel problematisch zijn.”

Nachtreceptionist bij hotelketen Bilderberg
Als nachtreceptionist bewaak jij van 23.00 uur tot 07.00 uur de Bilderbergse gastvrijheid, luidt de opening van deze vacature. Scannen we de tekst op mondelinge eisen, dan valt dit op: “Vaak is er van alles te doen: gasten inchecken, wake-up calls, reserveringen aannemen en verwerken, vragen beantwoorden, veiligheid in de gaten houden, de dag financieel afsluiten, rekeningen opmaken, een luisterend oor…” In de eisen wordt spreekvaardigheid niet expliciet genoemd. Wel moet de nachtreceptionist zowel Nederlands als Engels spreken.

Het hotel belde mij dezelfde dag nog. “In crisissituaties moet je wel op kunnen treden”, zo reageerde de P&O’er op de vraag of de functie geschikt is voor mensen zoals ik. “Er moet veel met gasten gesproken worden. Beetje stotteren is prima, maar het wordt lastig als het hevig is. De receptionist spreekt zowel aan het loket als telefonisch. Ook ter bescherming van de kandidaat zelf, zullen we niet zo snel iemand die hevig stottert in deze positie plaatsen.” Net als de rechtbank gaf hij aan dat iedereen vrij is om te solliciteren, stotterend of niet. “Op zich maken we geen onderscheid in dit soort dingen, maar je moet wel weten dat er veel in deze functie gesproken moet worden.”

Junior systeembeheerder bij de gemeente Rucphen
Als systeembeheerder word je onderdeel van het team ICT, luidt de niet heel verrassende beginzin van deze vacature. ‘Het hoofdbestanddeel van jouw functie zal bestaan uit werkplekbeheer en technisch
applicatiebeheer. Daarnaast controleer en optimaliseer je de werking van de systemen, je analyseert de knelpunten en je adviseert over verbeteringen en optimalisatie.’ Is het de moeite waard te solliciteren als je stottert? De adviseur bedrijfsvoering van de gemeente, per e-mail: “Ik ben bang dat deze vacature niet helemaal passend is voor de doelgroep aangezien veel en regelmatig telefonisch contact onderdeel is van deze functie. Een meer passende vacature bij de doelgroep die momenteel bij de gemeente Rucphen uitstaat is bijvoorbeeld de vacature voor senior medewerker informatievoorziening.”

Stagiair-bureauredacteur bij RTV Utrecht
Je bent als bureauredacteur een echte duizendpoot, begint de vacature. ‘Je bereidt reportages, interviews en berichten voor radio, tv en online voor.’ Is het voor mensen die stotteren de moeite waard om te solliciteren? De chef van de redactie, per telefoon. “Op een redactie wordt veel en snel vergaderd”, legt hij uit. “Dingen moeten altijd nu geregeld worden. Voorgesprekken met kandidaten die in de uitzending moeten, bijvoorbeeld. Het werk is 98 procent praten. Voortdurend overleg op de redactie. Om frustraties te voorkomen, aan beide kanten, is het beter als je deze vacature niet voorlegt aan deze doelgroep. Het is niet zo dat onze mensen op de redactie met maar één taakje bezig zijn, bijvoorbeeld administratie, het is allround.” Werkt het op een krantenredactie ook zo, vroeg ik nog. “Waarschijnlijk wel. Beter als je dan kijkt naar functies in ICT of vormgeving. Een redactie is gewoon niet zo’n geschikte plek hiervoor.”

Assistent Schuldhulpverlener MKB
Ook het juridisch adviesbureau Menzing & Partners, met als specialisatie schuldhulpverlening, vraagt om een alleskunner. Een administratieve duizendpoot, die “meer verdieping” in zijn of haar werk zoekt. “En een bijdrage wil leveren om BV Nederland schuldenvrij te laten worden”. De naam van de functie: assistent schuldhulpverlener. Na ontvangst van de e-mail, antwoordt de directeur met een enkele zin: “In deze functie wordt er veel gebeld waardoor deze functie niet direct geschikt is voor mensen die stotteren.”

Verkoopmedewerker Shell-tankstation
Een Shell-tankstation in het Groningse Niebert heeft ook ‘een veelzijdige bijbaan’ in de aanbieding. Als verkoopmedewerker kom je te werken in ‘een gezellig team’. Je taak? ‘Gasten blij maken met een lekkere kop koffie, thee, frisdrank, broodje of warme snack.’ En natuurlijk ‘snel en netjes’ de brandstof afrekenen. Er wordt ‘goede beheersing van de Nederlandse taal’ gevraagd. ‘Engels is een plus.’ Verder moet het vooral snel, een woord dat drie keer in de vacure staat. Is het voor personen die stotteren de moeite waard om op deze functie te solliciteren? De bedrijfsleider deelt zijn twijfels. “Bij ons heb je 1.000 à 1.500 klanten per dag. Iedereen wordt een-op-een geholpen door bakkerij- en kassamedewerkers. De afhandelingstijd is zo’n 34 seconden per klant. Per uur draaien we ongeveer negentig klanten. Het is de hele dag praten en adviseren. Natuurlijk heb ik geen moeite met personen die matig stotteren. Grote vraag is wel ‘in welke mate’ zij stotteren – of zij de verwachte tijd gaan halen. Dit om rijen bij de kassa te voorkomen.”

Basispsycholoog in de jeugdzorg
Een zorginstelling in Twente is op zoek naar een basispsycholoog in de jeugdzorg. “Iedereen met de juiste achtergrond is zeer welkom om te reageren”, reageert een consultant van de organisatie. “Soms zijn persoonlijke eigenschappen beperkend voor de ene vacature, maar juist passend voor de andere.” Hoe zit dat met stotteren? “Wat zo direct wel bij mij opkomt is dat specifiek in de jeugdzorg geduld bij de cliënten soms ontbreekt, er staat ‘hier en nu’ op het spel.” De consultant ziet wel mogelijkheden in de begeleiding van stotterende cliënten, dan kan de psycholoog zich immers ook ‘ervaringsdeskundige’ noemen.

Conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen
‘Jij bent hét aanspreekpunt en visitekaartje van de trein’, aldus de Nederlandse Spoorwegen in een vacature voor conducteur. Kan een persoon die stottert ook zo’n aanspreekpunt zijn? “Ik kan per e-mail helaas niet beoordelen of de functie geschikt is voor de kandidaten die je begeleidt”, reageert frontoffice-medewerker Corrie. “Ik kan wel aangeven dat zeker voor de functie van conducteur communicatie heel erg belangrijk is. Het is belangrijk dat iemand snel, duidelijk en goed informatie kan overbrengen. Zeker in geval van calamiteiten moet hier snel in gehandeld worden en is communicatie erg belangrijk.”

Handhaver bij de gemeente Smallingerland
Smallingerland, een gemeente in Friesland, zoekt een handhaver die goed zichtbaar is in het straatbeeld. “Samen met een collega ga je de straat op en voer je surveillance en gerichte acties uit op het gebied van overlast, hondenbeleid, afval, parkeren en toezicht bij evenementen.” Een functie geschikt voor personen die stotteren? De teammanager reageert uitgebreid per e-mail: “Op voorhand sluit ik niemand uit bij onze vacatures. (..) Als blijkt dat een op papier geschikte kandidaat erg moeilijk uit zijn of haar woorden komt dan moeten we het daar wel over hebben. Het is voor deze functie nodig dat je verbaal vaardig bent omdat je in het veld veel over je heen krijgt en dat is met regelmaat bedreigend en intimiderend. In acute situaties kan het ook nodig zijn dat via de portofoon contact wordt gezocht met de meldkamer om politie-assistentie te vragen. Het is de vraag of betrokkene op zo’n moment uit zijn of haar woorden komt. Ook de manier waarop de jeugd onze medewerkers bejegent is regelmatig een uitdaging. Jongeren maken dan bewust gebruik van de ‘zwakke plekken’ in de verdediging van de ander. Het laatste wat ik wil is dat mijn medewerkers beschadigd raken. Vandaar dat je het hier open en transparant over moet hebben, zonder dat je de ander op voorhand uitsluit. Het staat eenieder vrij om te reageren op de vacature, maar het is goed om je te realiseren wat het van je vraagt en in welke situaties je terecht kunt komen.”

Senior verkoper bij KPN
‘Graag contact met andere mensen? Solliciteer dan direct bij KPN’, aldus de vacature voor senior verkoopmedewerker. Ook voor personen die stotteren? Een Randstad-recruiter van ‘Team KPN Retail & Service’ reageert per e-mail: “We zoeken een kandidaat die ervaring heeft in verkopen en adviseren. Als de winkel rustig is, help je ook telefonisch. Als supervisor moet je ook andere collega’s opleiden en aansturen. Je bent de hele dag in gesprek met klanten en collega’s. Daarom is het helaas niet mogelijk om kandidaten voor te dragen die veel last hebben stotteren. Ik heb even verder gekeken. Ik zie veel vacatures bij Phillips: in de productie, monteur, orderpicker en administratie. En bij KPN het leggen van glasvezel. Wellicht zijn dat mooie mogelijkheden.”

Eindredacteur bij Amnesty-tijdschrift ‘Wordt Vervolgd’
Amnesty International zoekt een eindredacteur, dat is niet de chef van een redactie, maar iemand die ruwe teksten persklaar maakt en met auteurs en vormgever overlegt. De eerste zinnen van deze vacature: “Amnesty werkt voor mensenrechten. Die waarborgen vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid. Amnesty doet onderzoek, voert actie en steunt verdedigers van mensenrechten wereldwijd. Wij zoeken collega’s die diversiteit en inclusie belangrijk vinden.” Is deze functie geschikt voor personen die stotteren? Desgevraagd laat de hoofdredacteur het volgende weten: “Voor mensen die matig stotteren zie ik geen enkel probleem. Voor hevige stotteraars denk ik echter dat het lastig kan zijn om soepel te bellen en overleggen met onze auteurs, wat een groot onderdeel is van het werk op de redactie.”

Catering-kok bij Noble-bedrijfsrestaurant
Voor het personeelsrestaurant van een groot internationaal bedrijf, zoekt restaurant Noble een cateringkok. ‘Een collega die ons komt assisteren om de lunch voor deze medewerkers te verzorgen.’ Mag de kok stotteren? “Ik denk niet dat deze vacature een belemmering is voor medewerkers die stotteren”, reageert een P&O-functionaris. “Wel kan ik me (voor zover dat mogelijk is!) voorstellen dat het voor de persoon zelf wellicht niet prettig is om de hele tijd te stotteren met deze werkzaamheden. Maar we staan altijd open voor een kennismakingsgesprek om elkaar te leren kennen en samen te kijken of dit een reële mogelijkheid is. Zijn er wellicht nog andere vacatures van ons die geschikt zouden zijn voor deze mensen?”

Vastgoedadvocaat bij de gemeente Utrecht
Zin in gerechtelijke procedures? Dan is vastgoedadvocaat iets voor jou, aldus de gemeente Utrecht. Zou er in deze functie gestotterd mogen worden, is ook hier de vraag. “Het is mijns inziens altijd gevaarlijk en niet in het algemeen te zeggen, of een handicap verstorend werkt in een functie of niet”, mailt de recruiter van de gemeente terug. “Dit kan bij iedereen weer anders uitpakken. Dat is heel persoonlijk. En soms ook van de situatie afhankelijk. (Hevig) stotteren lijkt me een lastige handicap voor een advocaat omdat juist mondelinge vaardigheden bij zo’n functie de ‘sleutel’ zijn. Al is het maar bij het pleiten in de rechtszaal. We staan bij de gemeente over het algemeen open voor iemand met een arbeidsbeperking.”

Bezwaarbehandelaar bij de Belastingdienst
‘Je toont inlevingsvermogen en standvastigheid in je communicatie’, aldus de Belastingdienst in Breda in een vacature voor fiscale bezwaarbehandelaar. ‘Het definitieve besluit verstuur je schriftelijk naar de belastingbetaler.’ Functie-eis: ‘Zeer goede communicatieve vaardigheden. Telefonisch, mail en briefcommunicatie.’ Geschikt voor een gekwalificeerde kandidaat die stottert? Iedereen mag solliciteren op deze functie, aldus een recruiter namens de Belastingdienst. “Dus ook wanneer je matig tot hevig stottert. Mits je de juiste opleiding hebt afgerond. Wat wel goed is om te weten is dat je in de functie van bezwaarbehandelaar veel telefonisch gaat bellen. Hopelijk heb ik je hierbij voldoende mogen informeren.”

Beveiligingsmedewerker in een winkel
Mondeling goed, schriftelijk redelijk. Dat zijn de functie-eisen voor ‘beveiligingsmedewerker winkel’. Naast het voorkomen van winkeldiefstal en agressie, wordt van de beveiliger verwacht dat deze eenvoudige klantvragen kan beantwoorden. Mag iemand in deze functie stotteren? Een adviseur van het Werkgeversservicepunt Groot-Amsterdam (samenwerkingsverband van onder meer UWV en gemeenten) behandelt de reacties op deze vacature. Per reply: “Ik bespreek op korte termijn met deze werkgever hoe hij tegen kandidaten met een matige tot hevige stotterproblematiek aankijkt. Ik ga er nu even vanuit dat deze kandidaten niet tot de doelgroep van ‘arbeidsbeperkten’ worden gerekend. Indien dat wel zou zijn, zijn er subsidiemogelijkheden om deze kandidaten in dienst te kunnen nemen.”

Medewerker Kabinet en Evenementen bij de gemeente
‘Jij organiseert en coördineert officiële bezoeken, belangrijke evenementen en ontvangsten. In
nauwe samenwerking met de burgemeester zorg je dat deze vlekkeloos verlopen.’ Met deze vacaturetekst werft de gemeente Berg en Dal sollicitanten voor de functie ‘Medewerker Kabinet en Evenementen’. De adviseur P&O reageert per e-mail. ‘De gemeente wil een inclusieve werkgever zijn. Vanuit die invalshoek willen we ons best doen om functies zo in te richten dat ook kandidaten die matig tot hevig stotteren in onze organisatie hun draai kunnen vinden. De eisen die voor een concrete functie van toepassing zijn stellen soms grenzen aan de mogelijkheden die we daarbij hebben. Deze functie bevat voor een deel taken die geen intensief mondeling contact vragen. Maar er zijn ook taken waarbij dat wel het geval is. In de functie-eisen is verwoord dat we van kandidaten verwachten dat ze goed Engels en liefst ook Duits spreken. Een deel van het werk zal door de context (denk aan herdenkingsplechtigheden met binnen- en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders) mogelijk extra stress oproepen. Zeker in een dergelijke situatie moet de medewerker Kabinet en Evenementen zijn of haar rol kunnen vervullen.’

Lader/losser in Roermond
Goede beheersing van de Nederlandse taal, zowel in woord als geschrikt. Dat wordt gevraagd voor de functie van Warehouse Operator in Roermond. ‘Je bent verantwoordelijk voor het laden en lossen van goederenwagens, het picken van orders en het beleveren van klanten.’ Een recruiter van Partner HR Solutions per e-mail: “Zeker mogen personen die stotteren reageren op deze vacature, wel met het aandachtspunt dat deze personen wel een gesprek moet kunnen voeren.”

Administratief medewerker klantenadministratie KLM
Steward/stewardess wordt lastig, gaf KLM eerder al te kennen (die reactie is hier niet opgenomen). Maar hoe zit het met ‘administratief medewerker klantenadministratie’ bij de afdeling vrachtvervoer Uitzendbureau Manpower doet hiervoor de selectie. De taken: ophalen/wegbrengen van boordtassen, nagaan of papieren kloppen, contacten met leveranciers en douane. Er wordt goede beheersing van de Engelse en Nederlandse taal in woord en geschrift gevraagd. De vraag: ‘Zou u kunnen aangeven of het voor personen die stotteren de moeite waard is om te solliciteren?’ De recruiter: “Ik heb het even gecheckt bij de KLM-vestiging. Het is helaas niet mogelijk voor deze mensen om in die functie aan de slag te gaan. Ik heb begrepen dat het in het snelle communiceren zit via portofoons.”

Medewerker debiteurenbeheer
Een raamdecoratiespecialist in Leeuwarden zoekt een medewerker debiteurenbeheer. Die registreert betalingen, geeft orders vrij en int achterstallige betalingen. Een functie op mbo-4-niveau waarin ‘uitstekende’ mondelinge vaardigheden gevraagd worden. Een bedrijf met 140 medewerkers. De financiële afdeling bestaat nu uit vijf werknemers. Uitzendbureau Meer Personeelsdiensten reageert op de vraag of deze functie geschikt is voor personen die stotteren. “Dat zal lastig zijn omdat er veel telefonisch contact is met de klanten en verbale communicatie dan erg belangrijk is. Misschien zijn er andere functies die wel goed ingevuld kunnen worden. Misschien goed om een keer telefonisch contact op te nemen.”

Keukenmonteur
‘Voor ons montageteam zijn wij op zoek naar een leerling keukenmonteur die graag wil werken binnen een klein, hecht team met een passie voor keukens. Goede beloning en prettige werksfeer.’ De vacature stond op Werk.nl, de UWV-site waarop veel vacatures staan voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een adviseur van UWV-Werkbedrijf Leeuwarden reageert met twee korte zinnen. “In dit werk heb je veel directe contacten met mensen. Beetje stotteren zal geen probleem zijn. Heftig stotteren wel.”

Toen ik elf dagen daarna de reacties aan het verzamelen was, besloot ik deze UWV-adviseur te bellen met de vraag hoe ik die zinnen moest interpreteren. ‘Heeft jouw begeleider die mail gestuurd?’, vroeg hij eerst, klaarblijkelijk omdat ik zelf stotterde. Ik gaf aan hoe het zat: dat ik als persoon die stottert onderzoek hoe toegankelijk de arbeidsmarkt is voor mensen zoals ik. De adviseur gaf aan dat ik beter had kunnen vragen of het UWV wilde helpen om geschikte vacatures te zoeken voor personen die stotteren. Dan zou dat intern als project worden opgepakt. Nu had ik zelf een vacature uitgekozen en daarop zomaar gereageerd, wat volgens hem niet anders dan tot deze reactie had kunnen leiden. Mijn aanpak en vraagstelling waren dus verkeerd en hij bleef achter zijn eerste reactie staan. Ik had gewoon niet ‘zomaar’ een vacature uit moeten zoeken. De adviseur zei dat 80 procent van zijn bestand werkzoekenden bestaat uit mensen met een beperking. Iemand met rugpijn, zo gaf hij als voorbeeld, moet dan wel zelf aangeven wat zijn of haar belastbaarheid is. De werkzoekende met beperking heeft een eigen verantwoordelijkheid, wreef hij me in.

Verder maakte deze UWV-adviseur de vergelijking met een werkzoekende zonder rijbewijs. “Die komt ook niet in aanmerking voor een functie waarin gechauffeerd moet worden.” De UWV-adviseur gaf aan vooral realistisch te zijn: hevige stotteraars komen nu eenmaal niet in aanmerking voor banen waarin veel gesproken moet worden, zoals callcenter-medewerker. Dat gaat gewoon niet. Ik gaf gedurende het gesprek steeds aan dat hij de lat echter al legde bij ‘leerling keukenmonteur’. Ook gaf ik aan dat veel mensen die stotteren niet per se gelukkig worden in spraakarme functies met weinig loopbaanperspectief. En dat er – indien dat echt nodig is – ook op andere manieren gecommuniceerd kan worden. O ja, ik kende ook nog een stotterende schrijver die ooit callcenter-medewerker was en dat met veel plezier heeft gedaan.

Waarom, zo vroeg ik door, had de UWV-adviseur niet gereageerd met de vraag wat een persoon die stottert nodig heeft om een eerlijke kans te maken op de functie ‘leerling keukenmonteur’? Hij bleef erbij dat mijn vraagstelling te beperkt was geweest, enkel gericht op die ene vacature. En dat hij en het UWV verder juist hun uiterste best doen om geschikte functies te vinden voor ‘personen met een afstand tot de arbeidsmarkt’. De metaforen stapelden zich op: iemand die blind is, kan toch ook niet… Iemand die niet kan lopen, et cetera. Ik benoemde nog het ‘recht om te stotteren’. Ja, natuurlijk mag jij stotteren, repliceerde hij, maar “we moeten wel realistisch zijn”. In zijn realiteit is het dus onmogelijk dat een hevige stotterende monteur bij klanten over de vloer komt om een keuken in elkaar te zetten. “Tenzij diegene aangeeft dat hij dat zelf wel ziet zitten en uitlegt hoe”, nuanceerde de UWV-adviseur nadat ik heel lang op hem in had gepraat.

Ik wierp terug dat hij te veel verwacht van de vraagstelling van de werkzoekende. De mensen die reageren op een vacature voor ‘leerling keukenmonteur’ en een stellige reactie zoals hij die gaf terugkrijgen, strepen dergelijke functies misschien voorgoed van hun lijstje. Alle functies met klantcontact verdwijnen dan: een verschrikking voor stotterende werkzoekenden die graag onder de mensen zijn. Begreep de UWV-adviseur wel dat hij het gezag is? Nota bene van een overheidsinstantie? Dat er op zo’n vacature ook 17-jarige mbo-studenten reageren die niet de ruimte voelen om door te vragen als een UWV-adviseur zo stellig is? Die door zijn reactie leren dat ze er in deze arbeidsmarkt helemaal alleen voor staan?

De UWV’er benadrukte dat hij gewoon geschikt personeel voor bedrijven zoekt en een zo goed mogelijk “match” probeert te maken. Matige stotteraars, prima, herhaalde hij nog eens. Maar hevige liever niet. “U vraagt, wij draaien?”, vatte ik samen. “Dus als een restaurant expliciet om wit personeel vraagt, dan regelt u dat?” Nee, dat was een foute vergelijking, meende hij, licht geïrriteerd, want het UWV discrimineert natuurlijk niet. Ik hield de UWV’er voor dat hij ook had kunnen vragen wat de stotterende kandidaat nodig heeft om een eerlijke kans te maken. Wat zou de werkgever van hem over het stotteren moeten weten? Waarom koppelde de UWV-adviseur die vragen niet terug? Waarom vuurde hij in de eerste en enige reactie per e-mail meteen die stellige zinnen af: “Beetje stotteren zal geen probleem zijn. Heftig stotteren wel.”

Ondanks die botte eerste reactie, nam hij in het gesprek uitgebreid de tijd zich nader te verklaren. Hij nodigde mij en Stichting Support Stotteren nadrukkelijk uit om een bredere vraag – ‘Kunt u ons helpen deze doelgroep aan het werk te krijgen?’ – bij het UWV neer te leggen. “Ik reik je nu de hand, hè.”. Ik sprak mijn waardering uit, maar na dit gesprek – eenmaal uit mijn rol als enquêteur – voelde ik woede opkomen. Mijn grootste handicap in het leven is niet mijn stotteren, maar deze houding van het gezag: docenten, werkgevers, therapeuten. Vloeiendsprekers die zogenaamd precies weten wat een persoon die stottert wel en niet kan. Dit zijn de mensen die de wereld voor ‘ons’ ontoegankelijker maken. Ze bedoelen het allemaal goed, maar hun dominante houding ten opzichte van personen die stotteren – wij weten wat goed voor jou is – is schadelijk en verwerpelijk. Het voelt niet alleen als discriminatie, het is discriminatie.

Contact opnemen naar aanleiding van deze publicatie? Stuur een mail naar dejongsteven@gmail.com